Shinjin datsuraku is de term dat meester Dogen (1200 – 1253) gebruikte om zijn toestand te beschrijven die hij ervaarde na een intensieve zen beoefening onder de leiding van zijn Chinese meester Nyojo (1163 – 1228) op de Tendo berg in China. Letterlijk betekent afgooien van lichaam-geest. In de Shobogenzo legt meester Dogen dit als volgt uit: ‘de weg van Boeddha bestuderen is het zelf bestuderen. Het zelf bestuderen is het zelf vergeten. Het zelf vergeten is bevestigd worden door velerlei dingen. Door velerlei dingen bevestigd worden is het laten afgooien van het lichaam-geest van het zelf alsook van het lichaam-geest van anderen.’
Afgooien is een term die wijst naar een situatie waarin de wereld van Genjo Koan duidelijk gemanifesteerd wordt, nl. waarin alle dingen bevestigd worden door alle dingen.
Wanneer Dogen spreekt over het laten afgooien van het lichaam-geest van het zelf alsook van de anderen dan bedoelt hij dat er geen onderscheid is tussen het zelf en de anderen.
Shinjin datsuraku kan niet zonder beoefening. Op die manier gaat het hand in hand met shikantaza, welke Dogen’s gezichtspunt van praktijk- realisatie weergeeft.
De term shinjin datsuraku is zeer vergelijkbaar met satori, verlichting. Maar Dogen gebruikte shinjin datsuraku in plaats van satori omdat satori het laatste stadium van de beoefening impliceert. Shinjin datsuraku is echter niet een finale toestand maar een toestand waarin beoefening en realisatie één is en waar de beoefening de voortdurende uitdrukking is van de waarheid.
Door Seijun Ishii