Het bestaan onderworpen aan oorzaken en omstandigheden is samsara. In dit bestaan gaan we door zes toestanden:
– het helse lijden,
– het lijden van de hongerige geest die ten prooi valt aan begeerte,
– het lijden van de dierlijke geest die gedomineerd wordt door onwetendheid en instincten,
– de menselijke toestand,
– de asuratoestand, de strijdende goden, titanen, de verbeelding van onze competitieve geest die macht en positie wil verwerven,
– de devatoestand, een gelukzalige toestand die ons kan doen geloven dat we satori bereikt hebben terwijl het eigenlijk niet meer is dan een tijdelijke, geconditioneerde toestand – en dus een oorzaak van lijden als het afgelopen is.
We leven in deze zes toestanden, zowel in zazen als tijdens ons hele leven of in de eindeloze cyclus van leven en dood die draait in functie van de wet van het karma.
Laten we dus beginnen met de onwetendheid. Voor meester Deshimaru betekende onwetendheid jezelf niet diepgaand kennen. Voor de Boeddha betekende dit onwetendheid over de vier edele waarheden, de dharma en het proces dat ik hier beschrijf.
Onwetendheid zet ons aan tot handelen. Dit is samskara: de impulsen en motivaties voor ons handelen, onze wil en impulsen die niet verhelderd worden door wijsheid en die geconditioneerd worden door de voortbrengselen van de onwetendheid, haat en begeerte. Onze acties lokken dan onmiddellijk een pijnlijk karma uit, maar katapulteren ons vooral in een dynamiek die ons doet blijven voortbestaan in het samsara.
Dit conditioneert dan weer het bewustzijn. Gezien in een cyclus van wedergeboorten brengt een bewustzijn in een gegeven leven onder invloed van het karma een wedergeboorte voort. Het laatste bewustzijn voor de dood conditioneert het verlangen om herboren te worden en brengt een energie voort, een dynamiek die ons doet herboren worden in een lichaam-en-geest.
In de Indische traditie wordt een geboorte niet enkel geconditioneerd door een zaadcel en een eicel die samenkomen, ook het wedergeboortebewustzijn speelt een rol. Bij de geboorte zijn er dus drie ‘personen’. Door het wedergeboortebewustzijn kan er dus een nieuwe lichaam-en-geest ontstaan, namarupa, die bestaat uit de vijf skandha’s die het individu vormen. Het lichaam is rupa, of shiki, de eerste skandha. Nama is het mentale: gewaarwordingen, waarnemingen, impulsen tot handelen (samskara’s) en het bewustzijn. Vanuit dit moment wordt dus een individu geboren.
In contact met de buitenwereld ontwikkelen zich de zes zintuiglijke domeinen, die voor hun werking afhangen van de zes zintuiglijke organen: ogen, neus, oren, mond, tastzin en het bewustzijn, dat ook als een zintuig gezien wordt. Om te kunnen werken hebben ze objecten nodig: visuele, auditieve, enzovoort, maar ook het bewustzijn verbonden met de zintuiglijke organen. Zo wordt het individu opgebouwd, beginnend als baby, in contact met de buitenwereld door z’n zintuiglijke organen en met een zich ontwikkelend bewustzijn.
Er ontstaan gewaarwordingen. Daarvan zijn er twee soorten. De eerste soort komt overeen met de waarnemingen, cognitieve gewaarwordingen, waardoor we objecten kunnen kennen zonder tussenkomst van onze emoties. De tweede soort, affectieve gewaarwordingen, stellen ons in staat om de kwaliteiten van objecten te waarderen: goed, slecht, ik houd ervan, ik houd er niet van of neutraal.
De gewaarwordingen lokken een verlangen uit. Als een gewaarwording aangenaam is, willen we dat die blijft duren of willen we meer. Een glas wijn is lekker, dus drinken we er nog eentje, en nadien de hele fles. Maar zo hebben we heel wat geld nodig om te kunnen blijven voortgaan! Ons leven is vaak hierop gebaseerd: een pleziertje proeven, dan het object te pakken krijgen dat dit plezier verschaft en dan allerlei dingen ondernemen om het bezit te verzekeren.
Dit toe-eigenen conditioneert het verlangen en zijn angsten, de angst om het object te verliezen, een partner bijvoorbeeld, waardoor onrust en jaloezie ontstaat.
Verlies en gehechtheid brengen de zin om in deze wereld te blijven bestaan voort, om te kunnen genieten van wat ons plezier verschaft. En omdat ons leven kort is, katapulteren we onszelf naar een toekomstig bestaan: blijven herboren worden, nog eens ‘worden’.
Het is moeilijk om wedergeboortes uit te leggen zonder een blijvend transmigrerend zelf, zoals in het boeddhisme. Laten we zeggen dat het de energie van dit bewustzijn is dat, zonder daarom iets vasts te zijn en in het proces van opnieuw te willen worden, een nieuwe geboorte voortbrengt. Dit nieuwe bestaan is onbestendig en onderworpen aan frustraties en ziektes, en zal uiteindelijk uitmonden in ouderdom en dood.
Je kunt hier goed zien dat het menselijke leven bijzonder onbestendig is en dat een individu enkel maar de combinatie van de vijf aggregaten (namarupa) is, geconditioneerd door onwetendheid.